Intro / algemeen
In de vlees- en vleeswarensector wordt op sommige plekken gebruik gemaakt van kunstmatige optische straling. Zo worden lasers toegepast:
- voor detectie van productvreemd materiaal;
- voor het richten van vleesproducten op een transportband;
- als onderdeel van een beveiligingsinrichting en als afstandssensor op machines;
- bij barcodescanning.
Ultraviolet (UV) straling wordt doelbewust toegepast vanwege de nuttige eigenschappen, maar het kan ook onbedoeld ontstaan als bijproduct. In de volgende situaties kunnen medewerkers uit de vlees- en vleeswarensector worden blootgesteld aan UV-straling:
- bij toepassing van UV-straling om te desinfecteren, zoals in luchtbehandelings- en waterzuiveringsinstallaties;
- bij desinfectie van oppervlakken, waaronder voedingsmiddelen en de transportbanden waarop de producten liggen;
- als bijproduct tijdens booglassen;
Lasers en UV-straling zijn twee vormen van kunstmatige optische straling. Deze stralingsvormen worden ‘niet-ioniserend’ genoemd, omdat ze te weinig energie bevatten om veranderingen in atomen of moleculen te veroorzaken.
Links
Risico
Algemene risico’s van laserstraling
Bij gebruik van lasers bestaat er, soms ook bij kortdurende blootstelling, een kans op beschadiging van het netvlies met mogelijk gehele of gedeeltelijke blindheid tot gevolg, die in belangrijke mate afhankelijk is van de laser-klasse. Lasers worden ingedeeld in vier klassen en waarin zij zijn onderverdeeld in klasse 1, 1M, 2, 2M, 3R, 3B en 4. Laserklasse 1 wordt gezien als ongevaarlijk voor de huid en ogen en overschrijdt de grenswaarden van blootstelling niet. Klasse 4 is het gevaarlijkst en wordt gebruikt voor materiaalbewerking maar voor zover bekend niet in de vlees- en vleeswarensector. Voor toelichting op de klassenindeling van lasers kan de NEN-EN 608025 worden geraadpleegd., staar en hoornvliesontsteking. Beperking van de blootstelling en goede bescherming tegen laserstraling is daarom noodzakelijk.
Algemene risico’s van UV-straling
Langdurige blootstelling aan ultraviolet straling (UV-straling) kan tijdelijke en blijvende gezondheidsschade veroorzaken. Voorbeelden van tijdelijke klachten voor de huid zijn uitdroging of verbranding van de huid. Tijdelijke effecten voor de ogen kunnen een ontsteking zijn aan het hoornvlies of bindvlies, sneeuwblindheid, lasogen en droge ogen.
Langdurige blootstelling aan UV-straling kan leiden tot huidveroudering en huidkanker. Voor de ogen kan het leiden tot vertroebeling van de ooglens (staar).
Beperking van de blootstelling en goede bescherming tegen UV-straling zijn daarom noodzakelijk.
Eisen
Algemene eisen bij toepassing van laserstraling
- Werknemers mogen in geen geval worden blootgesteld aan straling die boven de daarvoor geldende grenswaarden ligt. Deze grenswaarden zijn te vinden in bijlage 2 van Richtlijn 2006/25/EG van de Europees Unie en zijn alleen door deskundigen te gebruiken. Blijkt uit de blootstellingsbeoordeling in de RI&E dat een grenswaarde toch wordt overschreden, dan moet de werkgever onmiddellijk maatregelen treffen om de blootstelling terug te brengen tot onder het niveau van de grenswaarde.
- Substitutie
Omdat laserstraling kan leiden tot blijvende gezondheidsschade, Zo kan de laserstraal, die in sommige slachthuizen wordt toegepast om karkashelften te richten (goed te leggen voor verdere verwerking) op een transportband van een karkassnijmachine, worden vervangen door de transportband te voorzien van een lijn in een afwijkende kleur.
- Technische maatregelen die de blootstelling aan laserstraling beperken, worden toegepast als substitutie redelijkerwijs niet mogelijk is. Het heeft de voorkeur om in eerste instantie te voldoen aan de volgende eisen als uit de RI&E blijkt dat het risico bestaat dat grenswaarden voor blootstelling worden overschreden:
- De werkplek wordt zo ontworpen, afgeschermd of ingedeeld dat blootstelling aan laserstraling is uitgesloten.
- De arbeidsmiddelen waar laserstraling wordt uitgezonden zijn zodanig ontworpen, ingericht, opgesteld of afgeschermd dat blootstelling aan laserstraling is uitgesloten.
- Als er sprake is van een laserbundel, dan dient deze zoveel als mogelijk te zijn afgeschermd, bijvoorbeeld door de laserbundel te plaatsen in een dichte beschermkap met een voorziening die de laserbron uitschakelt als de beschermkap wordt geopend.
Als de bovenstaande maatregelen redelijkerwijs niet toepasbaar zijn, dan is er sprake van een blootstellingssituatie. In dat geval moet het risico worden verminderd met als uitgangspunt dat de grenswaarden voor blootstelling niet worden overschreden. De volgende technische maatregelen kunnen dan worden toegepast:
- Het toepassen van lasers met een zo laag mogelijk vermogen zodat de blootstelling onder de wettelijke grenswaarden blijft, zoals die vermeld zijn in bijlage 2 van de richtlijn. Hiertoe moet worden gestreefd alleen lasers van klasse 1 of klasse 2 toe te passen indien werknemers laserstraling kunnen worden blootgesteld.
- Als lasers worden gebruikt op arbeidsmiddelen van klasse 3 (3R of 3B) of hoger, dan mag de laser het oog, en in uitzonderlijke gevallen de huid niet raken. Dit houdt in dat de laser moet zijn afgeschermd of onbereikbaar zijn gemaakt. Als borging daarvan dient de beschermkap te zijn uitgerust met een voorziening die de laserbron uitschakelt als de beschermkap wordt geopend. Laserklasse 3R wordt bijvoorbeeld toegepast in arbeidsmiddelen voor de detectie van productvreemde delen;
- plaatsing van filters of niet-spiegelend materiaal;
- eventueel aanbrengen van materiaal dat reflecties van een laserbundel tegen wanden, product en plafonds tegengaat,
- een ander ontwerp of indeling van de werkplek, waardoor werknemers op grotere afstand van de laserstraling komen. De veiligheidsafstand is afhankelijk van de grenswaarde en dient op basis daarvan te worden berekend.
- Richt de laser zodanig dat medewerkers niet in de bundel kunnen kijken.
Organisatorische eisen bij toepassing van lasers
- In de RI&E wordt, met inachtneming van de daarvoor geldende voorschriften uit art. 6.12d Arbobesluit, een beoordeling, of indien nodig een meting of berekening gemaakt van de niveaus van optische straling waaraan medewerkers waarschijnlijk worden blootgesteld.
Opmerking: Een blootstellingbeoordeling is alleen vereist als er redelijkerwijs kan worden aangenomen dat de laserstraling tot gezondheidsschade kan leiden. Voorbeeld: bij gebruik van een laser van klasse 3B of 4 is normaal gesproken een risicobeoordeling vereist, behalve als de werkgever de collectieve beschermingsmaatregelen treft waarvan de fabrikant aangeeft dat die de risicoklasse tot 1 verlagen. Zie verder hoofdstuk 7 van de Brochure Optische Straling van Inspectie SZW.
- Als uit de RI&E blijkt dat gezondheidsschade door laserstraling te verwachten is, moet aan werknemers periodiek een gezondheidskundig onderzoek (PAGO-onderzoek) aangeboden worden.
- Zorg dat er leidinggevend toezicht wordt gehouden op de naleving van voorschriften;
- Gebruik alleen laserapparatuur dat CE-gemarkeerd is. Laserapparaten met een bouwjaar van vóór 1995 dienen te worden vervangen of te worden aangepast naar de huidige eisen. Als wordt gekozen om oude laserapparatuur aan te passen dient de CE-procedure te worden doorlopen.
- Zorg voor de juiste toepassing van de aanwijzingen van de fabrikant/leveranciers over het gebruik, onderhoud en beschermingsmaatregelen;
- Hanteer werkprocedures- en alternatieve werkmethodes waarmee blootstelling aan laserstraling wordt voorkomen en als dat redelijkerwijs niet haalbaar is zoveel mogelijk wordt beperkt
- Borg met een passend onderhoudsplan dat er, in overeenstemming met de aanwijzingen van de fabrikant, voldoende onderhoud wordt gepleegd aan arbeidsmiddelen, de werkplek en aan systemen op de arbeidsplaats waar laserstraling wordt uitgezonden;
- Beperk de duur van de blootstelling aan laserstraling. Dit kan bijvoorbeeld worden gerealiseerd met behulp van taakroulatie en/of taakverrijking;
- Maak afspraken over de manier van werken met laserapparatuur, aanvullend op gebruiksvoorschriften.
- Het dragen van sierraden moet worden voorkomen omdat de laserbundel op spiegelende oppervlakken kan komen (maar ook in verband met voedselveiligheidseisen). Dit kan bijvoorbeeld bij de toegangsdeur van de werkplek worden aangeduid met behulp van een verbodspictogram.
- Op laserapparatuur moet een duidelijk waarschuwingspictogram zijn geplaatst:
- Alle laserapparatuur moet zijn geëtiketteerd met een verwijzing naar de laserklasse;
- Werknemers die aan laserstraling kunnen worden blootgesteld moeten worden voorgelicht. In de voorlichting dient te zijn opgenomen. Daarbij wordt gekozen voor een combinatie tussen mondelinge en schriftelijke voorlichting. Ook wordt praktisch onderricht verzorgd. Deze voorlichting en onderricht wordt verzorgd voor de eerste keer dat een medewerker werkzaamheden verricht waarbij hij aan laserlicht kan worden blootgesteld. Op grond van een risicobeoordeling wordt bepaald hoe vaak daarna deze voorlichting en onderricht wordt herhaald of opgefrist.
Daarbij komen de volgende onderdelen aan bod:
- De gevaren en de te treffen maatregelen;
- De resultaten van de uitgevoerde blootstellingsbeoordeling en een toelichting bij de betekenis ervan;
- De grenswaarden voor blootstelling;
- Hoe de schadelijke gezondheidseffecten van de blootstelling kunnen worden herkend en de wijze waarop die moeten worden gemeld;
- Dat werknemers recht hebben op PAGO-onderzoek;
- De veilige werkmethode om de risico’s zo klein mogelijk te houden;
- Een beschrijving van het juiste gebruik van de juiste persoonlijke beschermingsmiddelen.
Persoonlijke beschermingsmiddelen bij laserstraling
Als met de bovenstaande maatregelen niet kan worden uitgesloten dat een laser het oog of de huid treft, dan dient vanaf laserklasse 2 en hoger een laserbeschermbril te worden gedragen
Houd bij de aanschaf van de laserbeschermbril rekening met de volgende aandachtspunten:
- beschermbrillen dienen ook de ooghoeken af te schermen;
- zorg ervoor dat een normale bril onder de beschermbril past;
- zorg ervoor dat beschermbrillen voldoen aan de internationale norm ISO 6161
Algemene eisen bij UV-straling
Werknemers mogen in geen geval worden blootgesteld aan straling die boven de daarvoor geldende grenswaarden ligt. De grenswaarden voor UV-straling zijn te vinden in bijlage 1 van Richtlijn 2006/25/EG van de Europees Unie en zijn alleen door deskundigen te gebruiken. Blijkt uit de blootstellingsbeoordeling in de RI&E dat een grenswaarde toch wordt overschreden, dan moet de werkgever onmiddellijk maatregelen treffen om de blootstelling terug te brengen tot onder het niveau van de grenswaarde.
Substitutie
Omdat UV-straling kan leiden tot ernstige gezondheidsschade, moet eerst worden bezien of de toepassing ervan kan worden voorkomen door technieken waarbij geen UV-straling wordt uitgezonden op voorwaarde dat de risico’s aantoonbaar kleiner zijn.
Er kan bijvoorbeeld worden overwogen om booglassen, waarbij UV-straling onbedoeld ontstaat, te vervangen door andere technieken waarbij geen UV-straling vrij komt. Voorbeelden hiervan zijn:
- Materialen vast schroeven in plaats van lassen (bij een dergelijke overweging moet er altijd rekening
worden gehouden of dit toelaatbaar is volgens de voedselveiligheidseisen);
- Zorg dat ingekochte goederen reeds gelast worden aangeleverd;
Een ander voorbeeld is dat de desinfectie van oppervlakken met UV-licht kan worden vervangen door machinale thermische desinfectie of diepvriezzen, waarbij micro-organismen door hete of zeer lage temperaturen worden gedood.
Werknemers zijn het beste beschermd als:
- De werkplek zodanig is ontwerpen dat blootstelling aan kunstmatige optische straling is uitgesloten;
- Er arbeidsmiddelen worden gebruikt die geen kunstmatige optische straling uitzenden.
- Er werkprocedures- en alternatieve werkmethodes worden.
Algemene technische eisen bij toepassing van UV-straling
Als substitutie redelijkerwijs niet mogelijk is, of als alternatieve methodes een hoger risico opleveren, dan kunnen technische maatregelen de blootstelling uitsluiten of beperken. Het heeft de voorkeur om te voldoen aan de volgende eisen indien uit de RI&E blijkt dat het risico bestaat dat grenswaarden voor blootstelling aan UV-straling worden overschreden:
- De werkplek wordt zo ontworpen, afgeschermd of ingedeeld dat blootstelling aan UV-straling is uitgesloten, bijvoorbeeld door plaatsing van de UV-luchtbehandelingsinstallatie op een onbereikbare plek, al dan niet gecombineerd met andere technische maatregelen.
- De arbeidsmiddelen die UV-straling uitzenden zijn zodanig ontworpen, ingericht, opgesteld of afgeschermd dat de blootstelling is uitgesloten. Bijvoorbeeld bij luchtdesinfectie van een afdeling kan de UV-straling met speciale kappen en lamellen worden gebundeld en in een bepaalde richting worden geleid, zodat werknemers niet zullen worden bereikt.
- Installaties die UV-straling uitzenden zijn volledig afgeschermd, bijvoorbeeld in een gesloten cabine of beschermkap, die een voorziening heeft waarmee de UV-bron automatisch uitschakelt als de afscherming wordt geopend.
Als de bovenstaande maatregelen redelijkerwijs niet toepasbaar zijn, dan moet het risico worden verminderd, met als uitgangspunt dat de grenswaarden voor blootstelling niet worden overschreden. De volgende technische maatregelen kunnen dan worden toegepast:
- Een UV-installatie uitvoeren met een UV-bron die minder schadelijk is: UVA is het minst schadelijk en UVC het meest.
- Plaats een UV-bron niet in de buurt van spiegelende oppervlakken. Als grenswaarden voor blootstelling aan UV-straling worden overschreden, kunnen UV-absorberende materialen tegen wanden, product en plafonds worden aangebracht, op voorwaarde dat dit geen negatieve invloed heeft op de voedselveiligheid.
- Zorg voor een ander ontwerp of indeling van de werkplek, waardoor werknemers op grotere afstand van de UV-bron komen. De veiligheidsafstand is afhankelijk van de grenswaarde en dient op basis daarvan te worden berekend.
- Specifiek voor vermindering van de blootstelling tijdens lassen kan gebruik worden gemaakt van lasgordijnen.
Organisatorische eisen
- In de RI&E wordt, met inachtneming van de daarvoor geldende voorschriften uit art. 6.12d Arbobesluit, een beoordeling, of indien nodig een meting of berekening zijn gemaakt van de niveaus van de (kunstmatige) UV-straling waaraan medewerkers worden blootgesteld.
- Als uit de RI&E blijkt dat gezondheidsschade door UV-straling te verwachten is, moet aan werknemers periodiek een gezondheidskundig onderzoek (PAGO) aangeboden worden.
- Zorg dat er leidinggevend toezicht wordt gehouden op de naleving van voorschriften;
- Gebruik alleen UV-bronnen die CE-gemarkeerd zijn. UV-bronnen met een bouwjaar van vóór 1995 dienen te worden vervangen of te worden aangepast naar de huidige eisen. Als wordt gekozen om oude UV-bronnen aan te passen dient de CE-procedure te worden doorlopen.
- Zorg voor de juiste toepassing van de aanwijzingen van de fabrikant/leveranciers over het gebruik, onderhoud en beschermingsmaatregelen;
- Borg met een passend onderhoudsplan dat er, in overeenstemming met de aanwijzingen van de fabrikant, voldoende onderhoud wordt gepleegd aan arbeidsmiddelen, de werkplek en aan systemen op de arbeidsplaats waar UV-straling wordt uitgezonden;
- Beperk de duur van de blootstelling aan UV-straling. Dit kan worden gerealiseerd met behulp van taakroulatie en/of taakverrijking;
- Stel werkprotocollen op, aanvullend op gebruikersvoorschriften;
Op arbeidsmiddelen en bij werkplekken waar bronnen van UV-straling wordt toegepast moet een duidelijke waarschuwingspictogrammen zijn geplaatst:
- Werknemers die aan UV-straling kunnen worden blootgesteld, in het bijzonder werknemers die installatie- of onderhoudswerk aan UV-bronnen verrichten, moeten worden voorgelicht. Daarbij wordt gekozen voor een combinatie tussen mondelinge en schriftelijke voorlichting. Ook wordt praktisch onderricht verzorgd. Deze voorlichting en onderricht wordt verzorgd voor de eerste keer dat een medewerker werkzaamheden verricht waarbij hij aan UV-straling kan worden blootgesteld. Op grond van een risicobeoordeling wordt bepaald hoe vaak daarna deze voorlichting en onderricht wordt herhaald of opgefrist.
Daarbij komen de volgende onderdelen aan bod:
- De gevaren en de te treffen maatregelen;
- De resultaten van de uitgevoerde blootstellingsbeoordeling en een toelichting bij de betekenis ervan;
- De grenswaarden voor blootstelling;
- Hoe de schadelijke gezondheidseffecten van de blootstelling kunnen worden herkend en de wijze waarop die moeten worden gemeld;
- Dat werknemers recht hebben op PAGO-onderzoek;
- De veilige werkmethode om de risico’s zo klein mogelijk te houden;
- Een beschrijving van het juiste gebruik van de juiste persoonlijke beschermingsmiddelen.
Persoonlijke beschermingsmiddelen bij UV-straling
Als de bovenvermelde technische en organisatorische maatregelen niet toepasbaar of onvoldoende zijn om blootstelling te voorkomen of te beperken tot onder de grenswaarden, dan moeten persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM) voor de ogen en de huid ter beschikking worden gesteld. De PBM moeten zodanig beschermen dat ze de UV-straling afzwakken tot onder de grenswaarden voor blootstelling.
Houd bij de aanschaf van de beschermende bril rekening met de volgende aandachtspunten:
- Beschermbrillen dienen ook de ooghoeken af te schermen;
- Zorg ervoor dat een normale bril onder de beschermbril past;
- Zorg dat de beschermde bril voldoet aan de NEN-EN-170
- De beschermbril moet geschikt zijn voor het golflengtegebied van de optische straling waaraan de medewerker wordt blootgesteld. De golflengtegebieden van UV-straling zijn als volgt ingedeeld in nanometer (nm):
- UVA: 315 – 400 nm;
- UVB 280 – 315 nm;
- UVC 100 – 280 nm.
Het uitgangspunt voor bescherming van de huid is dat de huid volledig is bedekt met kleding die de UV-straling voldoende afzwakt. Met name het risico voor de handen, nek en het gezicht is het grootst. Daarom worden de volgende PBM beschikbaar gesteld:
- Beschermende handschoenen; die niet transparant zijn;;
- Een absorberend gelaatscherm wat ook oogbescherming biedt;
- Hoofdbedekking, zoals een kol of monnikskap;
- Beschermende werkkleding die niet transparant is.